‘Onderwijs ontwikkelt zich op basis van evolutie en niet op basis van revolutie’

 

Karel Langendonck is al tien jaar redacteur van de Landelijke Kennistoets Natuurkunde voor de tweedegraadslerarenopleiding. Onlangs heeft hij de Minnaertprijs in ontvangst mogen nemen. Iets om trots op te zijn! Waarom heeft hij gekozen voor het onderwijs? Wat maakt dat hij naast het lesgeven nog zoveel andere dingen voor het onderwijs doet? En hoe ziet hij de toekomst voor het onderwijs? Wij vragen het hem.

Karel Langendonck, Fontys Hogescholen
Hoofdredacteur constructieteam Landelijke Kennistoets Natuurkunde

 

Waarom heb je gekozen voor het onderwijs?

‘Ik heb technische natuurkunde in Eindhoven gestudeerd. Ik was destijds op zoek naar een redelijk brede bèta-technische opleiding en hield met een opleiding natuurkunde alle opties open. In mijn derde jaar liep ik stage bij een zeer gerenommeerd onderzoeksinstituut in Nieuwegein en daar merkte ik dat fysisch onderzoek en het wereldje dat daarbij hoort niet zo aan mij besteed bleek. Ik besloot toen om na de ingenieursopleiding een route te kiezen richting het onderwijs, komend uit een onderwijsgezin.’

Het kriebelde altijd om naast je lesgevende taken ook nog andere dingen te doen. Wat heb je nog meer gedaan?

‘Naast mijn werk in het voortgezet onderwijs heb ik altijd de behoefte gevoeld werkzaamheden op te pakken naast mijn lesgevende taak en ook buiten de school. Zo heb ik zitting gehad in de redactie van de programmareeks Natuurkunde voor de tweede fase van SchoolTV. Ook heb ik mede de leerlijn practicum en onderzoek ontwikkeld in het project Nieuwe Natuurkunde (NiNa). Dat had als streven te komen tot een nieuw examenprogramma binnen de zogenaamde context-conceptbenadering: een didactische benaderingswijze die erg goed passend is binnen het vak natuurkunde. Daarnaast werd ik lid van de constructiegroep voor de eindexamens natuurkunde vwo. Dit werk heb ik elf jaar mogen doen en zorgde ervoor dat ik me vakinhoudelijk verder kon ontwikkelen en daarnaast een fraaie expertise opbouwde op het vlak van toetsing.’

Uiteindelijk heb je de overstap gemaakt naar een lerarenopleiding. Waarom deze keuze?

‘Een kleine tien jaar geleden deed zich de mogelijkheid voor te gaan werken aan de Fontys Lerarenopleiding Tilburg. Een mooie stap in mijn carrière waarbij ik mijn opgedane ervaringen en expertise kon gaan delen met aanstaande docenten natuurkunde - maar ook andere vakken - in zowel het tweedegraads als eerstegraads onderwijsgebied. Het werken als lerarenopleider bevalt me nog steeds uitstekend. Het is een mooie, dankbare en afwisselende baan binnen een organisatie waar men uitstekend gebruik maakt van de kwaliteiten van mensen. Dit laatste miste ik op een bepaald moment in het voortgezet onderwijs.’

Met het redactieteam hebben we in de jaren een fraaie kwaliteitsslag in de landelijke kennistoets kunnen maken.

Hoe ben je in contact gekomen met het redactieteam voor de Landelijke Kennistoets Natuurkunde?

‘Al redelijk vroeg na mijn start als lerarenopleider aan de Fontys Lerarenopleiding Tilburg raakte ik betrokken bij de landelijke kennistoets natuurkunde. In eerste instantie als panellid voor het bepalen van de cesuur middels de toen gehanteerde Angoff-methode. Vanwege mijn opgedane toetsexpertise bij Cito werd ik echter al vrij snel daarna gevraagd de hoofdredactie van de toets op me te nemen. Ik dacht hierin een mooie uitdaging te vinden en dat is ook wel gebleken. De redactie natuurkunde is altijd een uiterst prettig team geweest om in te werken en we hebben in de jaren een fraaie kwaliteitsslag in de toets kunnen maken. De individuele kwaliteit van de vragen werd steeds beter, de ingeschatte moeilijkheidsgraad steeds betrouwbaarder en de samenstelling van de totale toets daardoor steeds meer valide. Inmiddels staat er een gedegen opgavenbank, waarop we trots zijn.’

 

Zijn er nog andere zaken die jullie als redactieteam hebben opgepakt?

‘De cesuurbepaling van de toets is in de jaren wel een nadrukkelijk punt van aandacht geweest. Middels de Angoff-methode was er bij het Landelijk Vakoverleg Natuurkunde een goed gevoel over de gevolgde procedure. Bij de overstap naar de Cohen-methode ontstond bij natuurkunde de situatie dat de cesuur voor het gevoel steeds erg hoog lag, waardoor de slagingspercentages ver onder de maat bleven. Hierover zijn we met regelmaat het gesprek aangegaan met 10voordeleraar en we waren dan ook zeer verheugd toen we, samen met het Landelijk Vakoverleg Wiskunde, werden uitgenodigd deel te gaan nemen aan het experiment voor de cesuurbepaling middels de IRT-methode. Het proces hebben we goed weten te doorlopen en het draagvlak voor de cesuurbepaling is weer terug binnen het landelijk vakoverleg. De begeleiding vanuit 10voordeleraar in dit proces was voortreffelijk en zeer professioneel en dat werd en wordt enorm gewaardeerd.’

 

Je bent ook nog eens betrokken als voorzitter bij het Landelijk Vakoverleg Natuurkunde. Wat vind je van deze landelijke samenwerking?

‘Naast de hoofdredactie voor de landelijke kennistoets draag ik ook de voorzittersrol in het Landelijk Vakoverleg Natuurkunde. Het belang van kwaliteitsborging en een gezamenlijk vastgestelde kennisbasis wordt van groot belang geacht. Het herijkingsproces voor de kennisbasis is inmiddels gestart en alle hogescholen worden daarin gehoord. Ook actuele ontwikkelingen worden aan de orde gesteld. Dit alles in een prettige sfeer, waarin hard gewerkt wordt en daar zijn we trots op!’

 

Naast de landelijke kennisbases en kennistoetsen zetten de lerarenopleidingen binnen 10voordeleraar ook peerreview in voor horizontale kwaliteitsborging. Hoe ervaren jullie dit?

‘Dit proces loopt nu zo’n tweeëneenhalf jaar en er zijn voor natuurkunde acht hogescholen bij betrokken. De sfeer is positief kritisch en dat probeer ik te bewaken. Tot dusver zijn we tevreden over de peerreviews, maar zijn we ook van mening dat het in de huidige vorm nog niet stevig genoeg is om als harde kwaliteitsborging te kunnen dienen. In dat geval zullen we elkaar veel meer de maat moeten gaan nemen en er heerst twijfel of we dit wel willen. Een meer collegiale samenwerking verdient de voorkeur.’

Mijn uitgangspunt is om steeds te komen tot vakdidactische interventies die natuurkunde aansprekend maken voor leerlingen.

Wat vind jij belangrijk als docent natuurkunde?

‘In mijn rol als docent natuurkunde heb ik altijd de behoefte gevoeld om leerlingen de schoonheid van het vak natuurkunde te laten ervaren door hen te confronteren met aansprekende toepassingen van het vak. Zo ontwikkelde ik het project Misselijkmakende natuurkunde, waarin ik de relatie zocht tussen de klassieke mechanica en attracties in Walibi Holland. Het project wordt nog steeds op tientallen scholen in Nederland gebruikt. Ook mijn grote hobby muziek vertaalde ik in lesmateriaal voor leerlingen in de vorm van het project Fysica Musica. Ook dit project heb ik landelijk gedeeld en is door vele scholen - in welke vorm dan ook - overgenomen. Ik haal veel voldoening uit het delen van materialen. Meestal kies ik de WND-conferentie als platform. Dit is een jaarlijkse conferentie voor docenten natuurkunde met zo’n 650 deelnemers.’

 

Waar ben je uiteindelijk het meest trots op?

‘Bijzonder trots ben ik op de door mij ontwikkelde, KeCo-methode. Dit staat voor Kennis en Competentie en is een onderwijsmethode die leerlingen een stuk zelfinzicht geeft in de eigen vorderingen en het eigen beheersingsniveau van het vak. Ik heb het destijds ontwikkeld vanuit een stuk ontevredenheid over de werkhouding en passiviteit van de leerlingen en puur op onderbuikgevoel. Tegenwoordig zouden we de aspecten die in de methode zichtbaar zijn formatieve toetsing en het directe feedback model noemen. Het fraaie is dat de methodiek ook zijn plek heeft gevonden in andere vakken zoals scheikunde, wiskunde en economie. Studenten van (veelal eerstegraads) lerarenopleidingen studeerden erop af, waardoor de methode meer evidence-based werd.’

 

Onlangs heb je de prestigieuze Minnaertprijs ontvangen. Waarvoor heb je deze ontvangen?

‘Tijdens de WND-conferentie van 2022 mocht ik de Minnaertprijs in ontvangst nemen. Deze prijs wordt tweejaarlijks uitgereikt en heeft volgens de statuten van de conferentie “tot doel het publiekelijk tot uitdrukking brengen van de waardering voor de verdiensten van de laureaat voor de ontwikkeling van het vak natuurkunde in het voortgezet onderwijs gedurende een reeks van jaren”. De Minnaertprijs is dus een oeuvreprijs op het vlak van natuurkundedidactiek. Gekscherend heeft men het weleens over de “Nobelprijs voor de natuurkundedidactiek”, want binnen het vlak van natuurkundedidactiek is het wellicht het hoogst haalbare. Formeel kreeg ik de prijs al toegekend in 2021. De conferentie kon echter dat jaar geen doorgang vinden vanwege de toenmalige corona-lockdown. De aanstaande ontvangst van de Minnaertprijs heb ik dus ruim een jaar geheim moeten houden, want het was niet de bedoeling dat dit eerder bekend zou worden dan op de eerstvolgende WND-conferentie. Het mogen ontvangen van de Minnaertprijs vervult me nog dagelijks met trots!’

Mijn wens is dat er eens een langere periode van rust ontstaat in het onderwijs, waarbij ontwikkelingen slechts op kleine schaal en goed doordacht worden uitgerold.

Tot slot: hoe zie jij de toekomst van het onderwijs?

‘Het onderwijs maakt de laatste jaren een stormachtige ontwikkeling door. Allerlei onderwijsvernieuwingen buitelen over elkaar heen en dat kan in bepaalde gevallen best een gevaarlijke ontwikkeling zijn. Aan de ene kant zijn de ontwikkelingen mooi, want er ontstaat een diversiteit aan didactische concepten, waardoor er voor leerlingen en/of studenten ook echt wat te kiezen valt, vooral in de grote steden. Raak je als leerling echter op een school verzeild die werkt vanuit een onderwijskundig concept dat niet goed passend is bij jouw persoon, dan kun je ook verloren raken. Niet elke ontwikkeling is immers even goed doordacht en evidence-based. In bepaalde gevallen verdwijnen ze dan ook weer net zo snel als dat ze kwamen. Voor het onderwijs en dus de toekomst van Nederland kan dit een gevaarlijke ontwikkeling zijn. We zien het (vakinhoudelijke) niveau steeds weer een beetje dalen en daar kan niemand tevreden mee zijn. Ik zou om die reden wensen dat er eens een langere periode van rust ontstaat in het onderwijs, waarbij ontwikkelingen slechts op kleine schaal en goed doordacht worden uitgerold. Ik ben van mening dat onderwijs zich ontwikkelt op basis van evolutie en niet op basis van revolutie!’