Welke factoren voorspellen het succes op de landelijke kennistoets?

Inmiddels bestaan de landelijke kennistoetsen voor lerarenopleidingen acht jaar. In het onderzoek Acht jaar landelijke kennistoetsen is gekeken naar het verloop van de vaardigheid rekening houdend met de factoren herkansingsstatus, vooropleiding en hogeschoollocatie. Uit dit onderzoek blijkt dat deze factoren effect hebben op de ontwikkeling van de gemiddelde vaardigheid bij de studenten.

 

Onderzoek gebaseerd op de resultaten Wiskunde, Nederlands en Gezondheidszorg & Welzijn

Het onderzoek is gebaseerd op de resultaten van drie van de veertien landelijke kennistoetsen van de tweedegraadslerarenopleidingen: Wiskunde, Nederlands en Gezondheidszorg & Welzijn.

Onderzoekmethode op basis van itemresponstheorie

In de afgelopen acht jaar zijn de studentenantwoorden op de afzonderlijke toetsversies gezamenlijk geanalyseerd met itemresponstheorie. Itemresponstheorie maakt het mogelijk om de vaardigheid van de studenten te meten los van de toetseigenschappen, zoals bijvoorbeeld de betrouwbaarheid en de moeilijkheid. In andere woorden: het resultaat kan worden berekend ongeacht welke cesuurmethode per toetsversie is gebruikt en/of hoe moeilijk een toetsversie is geweest.

Eerstekansers scoren hoger dan herkansers

Eerstekansers scoren hoger dan de herkansers. Over de jaren heen is de vaardigheid van de eerstekansers significant toegenomen bij Wiskunde. Bij Nederlands en Gezondheidszorg & Welzijn is dit effect niet te zien. Ook de vaardigheid van herkansers neemt over de jaren toe bij Wiskunde. Bij Nederlands neemt de vaardigheid juist af en bij Gezondheidszorg & Welzijn is geen verschil gemeten.

Vooropleiding heeft effect op de vaardigheid van de student

Studenten met een vwo-, hbo- of wo-vooropleiding scoren gedurende de gehele periode van acht jaar over het algemeen hoger op de landelijke kennistoets dan studenten met een havo- of mbo-vooropleiding.

Verloop in vaardigheid verschilt per hogeschoollocatie

Tussen de hogeschoollocaties zijn er duidelijke verschillen in vaardigheid over de jaren heen. Verschillen zijn groot bij Wiskunde en kleiner bij Nederlands en Gezondheidszorg en Welzijn. De verschillen tussen de hogeschoollocaties zijn vakspecifiek; er is geen sprake van een hogeschoollocatie waar de studenten bij alle drie de vakken laag of hoog scoren.

Ben je geïnteresseerd in het volledige rapport? Via psychometrie@10voordeleraar.nl is het technisch onderzoeksrapport Acht jaar landelijke kennistoetsen op te vragen.

Ontstaansgeschiedenis landelijke kennistoetsen

In het begin van de eenentwintigste eeuw maakten de samenleving en de politiek zich zorgen over de kwaliteit van de lerarenopleidingen. Dit resulteerde in een overeenstemming tussen de Vereniging Hogescholen en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de kwaliteit van het basiskennisniveau van de lerarenopleidingen te verhogen.

De lerarenopleidingen kiezen voor drie instrumenten: landelijke kennisbases, peerreview en kennistoetsen. In overleg met het ministerie is afgesproken om dit allemaal in eigen beheer te doen, maar met onafhankelijk toezicht. Hierdoor behouden de lerarenopleidingen hun bestuurlijke en professionele autonomie.

De lerarenopleidingen zetten de landelijke kennistoetsen in om het eindniveau van de individuele student te borgen. Voor veertien tweedegraadslerarenopleidingen en twee pabovakken worden deze toetsen afgenomen. Een landelijke kennistoets meet of de student over voldoende kennis uit de betreffende kennisbasis beschikt. De toets is leerwegonafhankelijk en is geconstrueerd op basis van de bijbehorende kennisbasis.

Lerarenopleiders van de verschillende hogescholen ontwikkelen binnen constructieteams gezamenlijk de landelijke kennistoetsen. Samen met externe deskundigen borgen ze de vakinhoudelijke, taaltechnische en toetstechnische kwaliteit. De hogescholen nemen op hun eigen locaties de landelijke kennistoetsen digitaal af. Na de toetsafname worden de resultaten geanalyseerd en de cesuur bepaald volgens een wetenschappelijke methode. De onafhankelijke Raad voor Kwaliteitsborging Lerarenopleidingen keurt de cesuur goed en afgevaardigden van de examencommissies van de hogescholen stellen de cesuur vast.

De hogescholen hanteren landelijke regels en voorwaarden rondom deelname en afname van de landelijke kennistoets om het uniforme karakter te waarborgen. Er zijn meerdere toetsperioden per studiejaar. Studenten kunnen per studiejaar tweemaal deelnemen aan een landelijke kennistoets. Door gebruik te maken van hun domeinscores en de inzage van de landelijke kennistoets kunnen studenten zien op welke onderdelen ze zich nog kunnen ontwikkelen.

Na elke toetsafname ontvangt de hogeschool een hogeschoolrapportage met informatie over de toets, landelijke cijfers en cijfers van zijn hogeschool. Jaarlijks ontvangen de hogescholen een rapportage van de resultaten op de landelijke kennistoets per vak. Hogescholen kunnen met elkaar de onderlinge verschillen bespreken en daar waar nodig van elkaar leren en hun onderwijsprogramma aanpassen.